Een vliegveld, zoals elk ander. Bij nacht zijn alleen nog maar de lichtjes van de landingsbanen verlicht, dat is de enige aanduiding dat er iets is in de uitgestrekte duisternis. Er land zojuist een vluigtuig op de meest zuidelijke baan, baan 5. Het landen doet het huisje van de onderhoudsmonteur Bert schudden. Het maakt hem niks uit, hij is er aan gewend.
Het is twaalf uur, tijd om aan het werk te gaan. Hij trekt zijn jas aan en loopt de deur uit, naar de schuur. Daar staat een grote kar, gevuld met lampen. Hij opent de grote deur van de schuur en trekt de kar er uit. Hij slentert met het ding in de richting van de landingsbanen. Voorbij rijen met lampen. Een van de lampen is stuk. Bert draait de lamp uit te houder en vervangt deze met een lamp uit zijn kar.
Hij loopt verder. Een paar kleine vliegjes beginnen rond zijn hoofd te vliegen, vuurvliegjes. Geïriteerd haalt hij uit. De vliegjes willen hem maar niet met rust laten. De rest van de avond gaat hij verder met werken, maar dan wel met een kleine zwerm vuurvliegjes om zijn hoofd.
De volgende avond is Bert voorbereid, hij heeft wat insectenspray meegenomen. De vliegjes vallen naar de grond. De paar die het overleven vluchten richting het meertje aan de rand van baan 5. Bert gaat opgelucht verder aan het werk en maakt zijn ronde af. Als hij thuis komt, valt hij uitgeput in slaap.
Buiten vanuit het meer, begint steeds meer licht te komen. Een enorme zwerm vuurvliegjes komt op het huisje van Bert af. Even wachten ze voor het raam, Bert wordt wakker van het licht. Hij kijkt naar buiten en ziet de zwerm een middelvinger naar hem opsteken. Daarna verdspreid de zwerm. Bert weet niet zo goed wat er aan de hand is, maar gaat dan toch maar weer naar bed. Op het vliegveld buiten zijn nu de lampen te zien van de landingsbanen, maar ook nog een andere baan is zich nu aan het vormen. Deze baan gaat recht op het huisje van Bert af.
Niet veel later komt er een vliegtuig aan. deze wil landen op de nieuwe baan. Bert wordt wakker van de enorme herrie, die luider is dan hij gewend is. Hij kijkt uit de raam en zien een vliegtuig recht op zich af komen...
Het is twaalf uur, tijd om aan het werk te gaan. Hij trekt zijn jas aan en loopt de deur uit, naar de schuur. Daar staat een grote kar, gevuld met lampen. Hij opent de grote deur van de schuur en trekt de kar er uit. Hij slentert met het ding in de richting van de landingsbanen. Voorbij rijen met lampen. Een van de lampen is stuk. Bert draait de lamp uit te houder en vervangt deze met een lamp uit zijn kar.
Hij loopt verder. Een paar kleine vliegjes beginnen rond zijn hoofd te vliegen, vuurvliegjes. Geïriteerd haalt hij uit. De vliegjes willen hem maar niet met rust laten. De rest van de avond gaat hij verder met werken, maar dan wel met een kleine zwerm vuurvliegjes om zijn hoofd.
De volgende avond is Bert voorbereid, hij heeft wat insectenspray meegenomen. De vliegjes vallen naar de grond. De paar die het overleven vluchten richting het meertje aan de rand van baan 5. Bert gaat opgelucht verder aan het werk en maakt zijn ronde af. Als hij thuis komt, valt hij uitgeput in slaap.
Buiten vanuit het meer, begint steeds meer licht te komen. Een enorme zwerm vuurvliegjes komt op het huisje van Bert af. Even wachten ze voor het raam, Bert wordt wakker van het licht. Hij kijkt naar buiten en ziet de zwerm een middelvinger naar hem opsteken. Daarna verdspreid de zwerm. Bert weet niet zo goed wat er aan de hand is, maar gaat dan toch maar weer naar bed. Op het vliegveld buiten zijn nu de lampen te zien van de landingsbanen, maar ook nog een andere baan is zich nu aan het vormen. Deze baan gaat recht op het huisje van Bert af.
Niet veel later komt er een vliegtuig aan. deze wil landen op de nieuwe baan. Bert wordt wakker van de enorme herrie, die luider is dan hij gewend is. Hij kijkt uit de raam en zien een vliegtuig recht op zich af komen...